Onlangs dompelde ik me in deze conferentie met bovenstaande titel* onder. Deze jaarlijkse conferentie is “committed to the proposition that reflecting together … on the conflicts that engage us can produce useful insights that our public, private and civic institutions face” [het programma was Engelstalig]. Wat zeggen ons die conflicten die lijken toe te nemen in de openbare ruimte? En wat moet daarop het antwoord zijn?

Als gespreksvoorzitter van omgevingsadviesraden worden de wensen besproken met omwonenden, coöperaties, overheid en ontwikkelaars van de (mogelijke) zonneparken en windmolens, vind ik dit thema boeiend en vooral urgent. De toon in die vergaderingen is soms verhuld, vaak expliciet, wantrouwend. Soms vijandig.

Met het afnemend vertrouwen in de politiek en het openbaar bestuur is het de overheid die zich hierover grote zorgen maakt. Een ambtenaar binnen het Ministerie van Sociale Zaken formuleerde het in de conferentie zo, ‘de overheid is eigenlijk opgezet om te falen omdat we als enig instituut geautoriseerd zijn om schaarse middelen toe te wijzen. De overheid start daar waar de vrijheid eindigt. Om die reden is het dus belangrijk om tegenmacht, tegen dit geautoriseerde optreden, te organiseren. En dat laatste lukt steeds moeizamer in georganiseerde participatietrajecten.

De klassieke opvatting over het verkrijgen van draagvlak bij participatie is ‘getting people to yes’. Door de tijdgeest wordt het de uitdaging hoe mensen ‘beyond no’ te krijgen. Het startpunt van participatie is veranderd. Kennelijk beginnen we steeds vaker bij het hardnekkige ‘nee’. Hoe krijgen ze/we dit omgedraaid?!  

Er lijkt een onderstroom te zijn van groot ongenoegen tegen het systeem of zelfs een blinde haat tegen gezagsdragers. Dit komt ook voor bij niet als radicaal bekendstaande groepen (moeders en sympathisanten van het buitenleven). Inmiddels heeft het Ministerie een programma opgezet dat als doel heeft antwoorden te formuleren op deze collectieve onrust en onvrede. Onderzocht is wie die mensen en hun verhalen zijn. Typerend zijn drie kenmerken in hun verhalen:

  • De mensen ervaren onrechtvaardigheid, discriminatie en gebrek aan steun. Ze voelen dat hun bestaan weinig waarde heeft.
  • Ze hebben het gevoel dat het moeilijk is iets voor elkaar te krijgen.
  • De overheid is niet aanspreekbaar en onbereikbaar.

In deze ‘State of Conflict’-conferentie werd duidelijk dat burgers een steeds groter belang hechten aan hun eigenheid, ‘I matter’. Deze eigenheid is tot identiteit geworden. En waar conflict de identiteit raakt, daar worden heftige emoties geboren. “We can’t go on this way”, verzuchtte de ambtenaar. Hoe lossen we dit op met elkaar?

Een aantal aanzetten werden gegeven. In eerste instantie moet de overheid her- en onderkennen dat er een groot gevoel van onvrede leeft bij (bepaalde) burgers. Het is ‘the art of recognition’ en daarna:

  1. Ga als overheid de collectieve pijn van de burgers tegemoet.
  2. Wees dan kwetsbaar en present: wees fysiek aanwezig en luister echt naar de burger.
  3. Stel ook grenzen ‘nee is nee!’. Laat je niet verleiden tot een onderzoek om moeilijke boodschappen uit te stellen.
  4. Accepteer dat je soms de ‘dader’ bent (i.p.v. de redder). Dat is inherent aan je status als schaarste-toebedeler.

Wat weet ik nu? Voor mij was het haast een troost om te zien dat mensen zich moeite doen om deze situatie van conflicten te begrijpen en op de een of andere wijze dit weer goed te maken. Vooralsnog is de overheid zoekende in het antwoord op de ongrijpbare negatieve gevoelens.

De ambtenaar die hierover vertelde stelde zichzelf in dit zoekproces kwetsbaar op, ‘ik kan dit programma over de onrust en onvrede alleen maar aan doordat ik mediteer. Zo blijf ik ondanks de heftigheid van dit onderwerp in balans’. In deze opmerking schuilt misschien wel een deel van het antwoord. Zou voor het omvormen van deze conflictsituaties meer oor en oog nodig zijn voor de emoties en gedachten van burger én ambtenaar? Kan er niet meer menselijkheid komen in die relatie? Kan de ambtenaar ook zijn emoties tonen i.p.v. een steriele professionele houding?

Het gebrek aan herkenning van de ander dat hij/zij dezelfde reflexen kent, dezelfde blijdschap, zorgen en onzekerheden, kan ons tot kemphanen maken. Het is tijd voor aandacht voor het mens-zijn van burger en ambtenaar. Het streven is om weer balans en proportionaliteit te brengen in het denken over (de gevoelens- en het gedrag van) elkaar. Het antwoord van de onvrede zit ‘m zeker niet in meer geld. De staat van conflict moet met andere ‘wapens’ tegemoet worden getreden dan tot nu toe gebruikelijk was.

*Georganiseerd door Public Mediation en WesselinkVanZijst